Overzicht bureaustudies

Door  bureaustudies wordt onderzocht of een gebied beschouwd moet worden als ‘verdacht’ of ‘onverdacht’ op het mogelijk aantreffen van OO. Als het gebied verdacht is dan wordt daarna de vraag gesteld of er sprake is van een gevaar voor de medewerkers en de omgeving. Als er sprake is van dergelijk gevaar dan moet dit worden beheerst door het treffen van maatregelen.

Arbeidsomstandighedenbesluit

‘Verdacht’ betekent dat wordt geconcludeerd dat er een verwachting bestaat dat OO zijn achtergebleven, terwijl ‘onverdacht’ het tegenovergestelde betekent.

OO-onderzoek staat beschreven in Artikel 4.10 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Lid 1 definieert wat wordt verstaan onder OO, lid 2-4 beschrijven de verschillende vormen van OO-onderzoek en in lid 5-9 beschrijven praktische zaken die verband houden met de opsporing van OO. Voor het uitvoeren van bureaustudies zijn lid 2 en lid 3 relevant.

lid 2: In alle gevallen waarin gevaar voor de veiligheid of gezondheid van werknemers kan bestaan door de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten, wordt, voordat  werkzaamheden worden aangevangen, hiernaar een oriënterend onderzoek ingesteld.

lid 3: Indien het oriënterend onderzoek de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten die gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid of gezondheid van werknemers niet uitsluit wordt een nader onderzoek ingesteld.

Voor uitgebreidere achtergrondinformatie zie rapport Handvatten bureaustudies en opsporing OO.

Interpretatie

De termen ‘oriënterend onderzoek’ en ‘nader onderzoek’ kunnen worden gezien als overkoepelende onderzoeksstadia. Niet zozeer als concrete op zichzelf staande vormen van onderzoek of producten. Daarmee wordt bedoeld dat binnen bijvoorbeeld het onderzoeksstadium ‘oriënterend onderzoek’ verschillende vormen van onderzoek uitgevoerd kunnen worden die onder deze noemer geschaard kunnen worden. Hetzelfde geldt voor het onderzoeksstadium ‘nader onderzoek’.

Wat de beide onderzoeksstadia gemeen hebben is dat het in beide gevallen gaat om bureaustudies. ‘Oriënterend onderzoek’ en ‘nader onderzoek’ zijn in principe chronologisch, dat wil zeggen dat de eerstgenoemde voorafgaat aan het laatstgenoemde.

In de wet of het besluit is niet gedefinieerd wat precies onder ‘oriënterend onderzoek’ en ‘nader onderzoek’ moet worden verstaan. Daarom is in onderstaand schema een interpretatie weergegeven. In deze interpretatie kunnen vier soorten bureaustudies worden onderscheiden waarin de aanwezigheid van OO wordt onderzocht.

05-1-afhandeling

Oriënterend onderzoek

02-1-inventarisatie

Nader onderzoek

Stroomschema

Het Stroomschema Onderzoek & Opsporing OO laat zien welke stappen en beslismomenten er mogelijk zijn bij het maken van afwegingen welke onderzoeken uit te voeren. Het stroomschema is niet in beton gegoten, maar geeft een leidraad met ruimte voor beslissingen als opdrachtgever.

Uitvragen van bureaustudies

Een opdrachtgever wordt niet voorgeschreven hoe OO-onderzoek uitgevoerd moet worden. Wel wordt voorgeschreven dat onderzocht moet worden of er sprake is van gevaar voor de veiligheid of gezondheid van werknemers door de mogelijke aanwezigheid van OO. Het uitvoeren van bureaustudies is een middel om dit te bereiken. Maar het kan meer zijn dan dat. Als opdrachtgever kun je met de juiste uitvraag organiseren dat je project vanuit OO-oogpunt goed wordt uitgevoerd. Dat je niet voor verrassingen komt te staan of onnodig onderzoek laat doen. Alles valt of staat met een goede uitvraag en het uitvragen van de juiste onderzoeken.

In uitvragen van bureaustudies wordt beschreven hoe dit te doen en worden voorbeelden aangedragen van uitvragen.

Beschikbare bronnen

In alle bureaustudies waarin de mogelijke aanwezigheid van OO wordt onderzocht (Fase 1 en 2 oriënterend onderzoek en historisch vooronderzoek en risicoanalyse uit nader onderzoek) wordt informatie gebruikt die gemeenten (deels) al beschikbaar hebben. Deze informatie kan door de gemeente zelf worden gebruikt om de noodzaak tot het uitvoeren van verder OO-onderzoek te bepalen. Of kan de gemeenten beschikbaar stellen aan de partij die dit uitvoert.

Hierdoor wordt geborgd dat deze gegevens in het onderzoek worden gebruikt en daarnaast scheelt het in kosten als de gemeente deze informatie aanlevert. De onderzoeker hoeft bijvoorbeeld niet meer een tijdrovend bezoek aan een gemeentearchief te brengen.

In beschikbare bronnen wordt beschreven welke bronnen een gemeente zelf kan ontsluiten.

Kosten Opsporing & Onderzoek

Het kenniscentrum heeft een overzicht laten opstellen van de verschillende soorten kosten met eenheidsprijzen die kunnen voorkomen bij Onderzoek & Opsporing van OO.