Processtap 5: gemeente als bevoegd gezag

De gemeente als bevoegd gezag heeft de mogelijkheid om ook een aanvraag in te dienen voor de kosten van andere opdrachtgevers. Ook hiervoor geldt dan dat 68% vergoed wordt mits goedgekeurd door de gemeenteraad.

Bij een spontane vondst zijn de kosten vaak beperkt (zeker in het geval dat noodbevoegdheden niet worden gebruikt) omdat de EODD beschikbaar wordt gesteld door het Rijk. In dat geval is er weinig ‘financiële afhandeling’.

Volgens de Circulaire Vliegtuigberging (artikel 9) kunnen gemeenten EODD, en daarmee de Nederlandse staat, alleen aansprakelijk stellen als er sprake is van opzet of grove schuld. Dit betekent dat er bij schade door explosieven geen risicoaansprakelijkheid geldt en de personen die schade ondervinden dus zelf de geleden schade moeten dragen. Het is een keuze voor gemeenten om daarvoor faciliterend een verzekering af te sluiten.

In de Circulaire Vliegtuigberging (artikel 9) wordt tevens geadviseerd om voor een concrete ruiming ‘een verzekering af te sluiten voor het bovenmatig risico dat niet wordt gedekt door de reguliere gemeentelijke aansprakelijkheids- en / of risicoverzekering of door een (opstal)verzekering van andere belanghebbenden’. Gemeenten die veel met dit vraagstuk te maken hebben, zoals de gemeente Rotterdam, zullen mogelijk al een dergelijke verzekering hebben afgesloten.

Naast de financiële afhandeling kan ook het college van B&W nadenken over de administratieve afhandeling: in hoeverre heeft de vondst (al dan niet spontaan) en/of het opsporingsonderzoek invloed op de bommenkaart? Dit vraagstuk geldt natuurlijk alleen als er sprake is van een bommenkaart die de gemeente als bevoegd gezag opstelde.

Mochten er opsporingswerkzaamheden zijn geweest, heeft dit vanzelfsprekend effect op de bommenkaart. Er kan immers een gebied (of een bodemlaag in het gebied) vrijgegeven worden. Als er een bommenkaart is opgesteld, en beschikbaar is gesteld, moet deze worden aangepast. Het opsporingsbedrijf moet een proces-verbaal opstellen met onder andere de resultaten van het detectieonderzoek en deze delen met de gemeente(n) waarin het projectgebied is gelegen. Het aanpassen van de bommenkaart vereist dan weinig inspanning.

Maar het is wel de vraag wat er gedaan moet worden wanneer er een spontane vondst is in onverdacht gebied. Het gaat dan voornamelijk om de vraag: wanneer blijkt een onverdacht gebied toch verdacht te zijn?

In tegenstelling tot het college van B&W en de burgemeester heeft de gemeenteraad wel een duidelijke rol in deze processtap. De gemeenteraad moet besluiten over de aanvraag voor de suppletie-uitkering (zie hiervoor de Septembercirculaire 2014 gemeentefonds).

Ondanks dat het dus 'duidelijk’ is dat de gemeenteraad een taak heeft in deze processtap, in ieder geval wanneer er sprake is van opsporingswerkzaamheden waarvan de kosten worden ingediend, is het ‘onduidelijk’ hoe de taak moet worden ingevuld. Volgens de Septembercirculaire 2014 gemeentefonds en de Meicirculaire 2021 gemeentefonds:

Om in aanmerking te komen voor een bijdrage voor [jaartal] dient de gemeente een raadsbesluit in waarin de gemaakte kosten voor het opsporen en ruimen van explosieven zijn opgenomen. Er hoeft geen verdere onderbouwing overlegd te worden.

De gemeenteraad moet de aanvraag voor de suppletie-uitkering dus accepteren maar er is geen toetsingskader waarop de aanvraag beoordeeld kan worden. Bovendien hoeft er in het raadsbesluit geen verdere onderbouwing voor de gemaakte kosten te worden gegeven.

Motie Forza De Bilt: Zet bommenregeling voortaan alleen doelmatig in
In 2020 heeft de lokale partij Forza De Bilt de motie ingediend om ‘de bommenregeling uit het gemeentefonds voortaan alleen nog aan te vragen voor particuliere kosten indien die onvoorzien en excessief zijn, zoals de Raad voor het Openbaar Bestuur zegt’. De motie van Forza De Bilt is verworpen met 5 stemmen voor en 21 stemmen tegen.

De Raad voor het Openbaar Bestuur had in 2015 een advies uitgebracht waarin stond dat ‘De Raad adviseert om de vergoeding van kosten voor opsporing CE terug te brengen naar het oorspronkelijke idee: in principe betaalt de verstoorder of de gemeente zelf. Alleen indien zich bij een gemeente onvoorziene, excessieve kosten voordoen, kan een beroep gedaan worden op de collectiviteit van gemeenten.’ 

Dat er geen onderbouwing gegeven hoeft te worden gegeven, wil niet zeggen dat de gemeenteraad de aanvraag niet hoeft te beoordelen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) zegt hierover:

Alleen gemeenten kunnen een aanvraag indienen bij het ministerie van BZK. In de praktijk komt het voor dat gemeenten ook kosten van derden in het raadsbesluit opnemen. Het ministerie van BZK heeft hier in principe geen bezwaar tegen, maar acht terughoudendheid van belang. Er is voor de kosten van derden verschil tussen een particulier met een ‘spontane vondst’ op eigen grond of een projectontwikkelaar die opdracht heeft gegeven tot ‘grondroerende werkzaamheden’. Wat BZK betreft geldt voor de laatste categorie het principe ‘de verstoorder betaalt’ en ligt een bijdrage via de bommenregeling niet in de rede. Voor de eerste categorie ligt een bijdrage wel voor de hand. Het kan dus per geval verschillen of een bijdrage voor kosten van derden legitiem is. Richtsnoer is dat de bommenregeling in het gemeentefonds niet is bedoeld voor het compenseren van private partijen voor kosten die anders door de markt zouden worden gedragen. In de optiek van BZK is de gemeente het beste in staat om de lokale situatie te beoordelen en om, in het verlengde, de vraag te beantwoorden of het opnemen van kosten van derden in het raadsbesluit in het betreffende geval legitiem is.

Hoewel het niet in een wet is vastgelegd, wordt dus wel degelijk van gemeenten verwacht dat zij beoordelen of de aanvraag legitiem is.

Reflectie

In de huidige situatie kunnen gemeenten kosten voor onderzoek, opsporing en ruiming (deels) compenseren door een aanvraag te doen voor een vergoeding uit het gemeentefonds. Wat betreft de rol voor de gemeente als opdrachtgever en werkgever mag het duidelijk zijn: deze kunnen een verzoek indienen voor een suppletie-uitkering bij de gemeenteraad.

Het is wel de vraag hoe de gemeente als bevoegd gezag om kan gaan met deze suppletie-uitkering. Voor zowel het college van B&W als de gemeenteraad zien wij een witte vlek:

  • In hoeverre is het gelegitimeerd voor het college van B&W om voor private opdrachtgevers een aanvraag in te dienen?
  • Op welke manier moet de gemeenteraad de aanvraag voor de suppletie-uitkering te beoordelen?

Het ministerie van BZK zegt hierover dat er een verschil is tussen een particulier met een ‘spontane vondst’ op eigen grond of een projectontwikkelaar. Voor een particulier is een bijdrage via de bommenregeling dus wel gelegitimeerd terwijl voor de projectontwikkelaar eigenlijk zou moeten gelden dat de verstoorder betaalt. De motie van Forza de Bilt (zie intermezzo Motie Forza De Bilt: Zet bommenregeling voortaan alleen doelmatig in) is daarmee in lijn met de gedachte van de bommenregeling. Een (onterechte) aanvraag voor een bijdrage betekent immers dat het maatschappelijke geld niet voor een ander (maatschappelijk) doel kan worden gebruikt.

Naast de financiële afhandeling kan het college ook denken aan de administratieve afhandeling. In het geval van een bommenkaart moet worden overwogen of deze geactualiseerd moet worden.

Daarnaast kan worden overwogen om de onderzoeksgegevens beschikbaar te maken voor derden. Er is geen wet- of regelgeving die verplicht om vooronderzoeken en/of benaderingsonderzoeken ‘actief’ te delen. Wel kan het bruikbaar zijn voor andere partijen zodat een onderzoek niet dubbel gedaan wordt.