Processtap 4: gemeente als opdrachtgever

In de voorgaande processtappen is te lezen dat zowel de opdrachtgever als werkgever een wettelijke taak hebben om te zorgen dat werknemers veilig kunnen werken. Bovendien is er bij diverse werkzaamheden (voor de gemeente) geen opdrachtgever betrokken, bijvoorbeeld doordat er geen sprake is van een bouwwerk, waardoor de werkgever alleen deze taak heeft.

De taakverdeling blijkt dus pas ingewikkeld te zijn wanneer er sprake is van een opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie. Wij concludeerden in de voorgaande processtappen dat de opdrachtgever de taak heeft om te zorgen voor een veilig ontwerp. Hierdoor hebben zij dus in de eerste plaats de taak om maatrelen te (kunnen laten) treffen. De werkgever blijft een taak hebben dat werknemers veilig kunnen werken.

Net als in de volgende processtappen betekent het dus dat ook in deze processtap (dus nadat er daadwerkelijk OO is aangetroffen) de opdrachtgever de taak heeft om te zorgen voor een veilige werkplek c.q. bouwplaats. Zij moeten dan ook besluiten om de explosieven te laten ruimen of andere beheersmaatregelen te treffen. De werkgever (bij een opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie) moet het ontwerp ten minste beoordelen en onderschrijven. Dit betekent ook dat de werkgever moet afzien van de opdracht als deze de beheermaatregelen onvoldoende veilig acht.

Het onderscheid en taakverdeling tussen werkgever en opdrachtgever (als van toepassing) is in de voorgaande processtappen meermaals omschreven. Omdat zij beide een taak hebben voor het veilig kunnen laten werken van werknemers (zeker als er geen sprake is van een opdrachtgever zoals bedoeld in artikel 2.26 van het Arbeidsomstandighedenbesluit), bespreken wij het nu in een paragraaf.  Bovendien wordt in artikel 4.10 (Ontplofbare oorlogsresten) niet vermeld wie de beheersmaatregelen moet treffen.

Ruimen van munitie

De eerste en meest logische beheersmaatregel is het ruimen van de munitie. Dit mag uitsluitend worden verricht door de explosievenopruimingseenheden van het ministerie van Defensie (artikel 4.10 van het Arbeidsomstandighedenbesluit).

Voor opsporingswerkzaamheden geldt dat het project vooraf aan de EODD wordt gemeld waardoor de rolverdeling duidelijk is. Volgens de Arbeidsomstandighedenregeling, artikel 4.16, mag alleen een senior deskundige opsporing ontplofbare oorlogsresten de oorlogsresten overdragen aan de EODD.

Maar ook als er ‘spontaan’ OO wordt aangetroffen, dus in situaties dat er na de inventarisatie geen reden was om te veronderstellen dat er OO aanwezig is, mag alleen de EODD de munitie ruimen.

Hiermee wordt de uitvoerende rol bij het ruimen van explosieven expliciet bij de EODD gelegd. Maar artikel 8 van de Wet wapens en munitie zegt dat:

Hij die een wapen of munitie voorhanden heeft, zonder daartoe gerechtigd te zijn, is verplicht deze terstond bij de korpschef in bewaring te geven.

De Wet wapens en munitie laat het dus ook toe dat de wapens en munitie naar de korpschef worden gebracht maar dat lijkt in dit geval niet wenselijk. Volgens het Protocol toevalsvondst moet daarom de politie worden gebeld waarna deze de EODD inschakelt.

Maar dit dilemma speelt voornamelijk bij een spontane vondst en niet na aantreffen door een opsporingsbedrijf. Hiermee heeft de opdrachtgever en/of werkgever dus alleen een taak wanneer er spontaan OO wordt aangetroffen, namelijk te zorgen dat er op een juiste wijze met een spontane vondst wordt omgegaan.

Andere beheersmaatregelen

Het Arbeidsomstandighedenbesluit (artikel 4.10) zegt expliciet dat er ook andere beheersmaatregelen kunnen worden getroffen om ‘het gevaar’ te voorkomen:
Indien uit het nader onderzoek blijkt dat gevaar bestaat voor de veiligheid of gezondheid van werknemers door de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten, worden die ontplofbare oorlogsresten opgespoord of andere passende maatregelen getroffen om dit gevaar te voorkomen.

Er zijn dus naast ruiming ook andere (creatieve) oplossingen mogelijk, die mogelijk meer kostenefficiënt zijn. Het ophogen van een gebied en zo een bufferzone creëren, of het uitvoeren van werkzaamheden met beveiligd materieel zijn voorbeelden. Daarnaast is het mogelijk eenvoudigweg de bestemming van een specifiek, verdacht gebied te veranderen naar bijvoorbeeld ‘park’, of het bij wijze van ‘omploegen van een stuk land waar een weg of een groenvoorziening aangelegd gaat worden met een zware ploeg’ (eventuele schade aan de ploeg is namelijk ‘goedkoop’).

Alternatieve beheersmaatregel in Gouda
In Gouda werd op zo’n 8 tot 10 meter onder het maaiveld een object gedetecteerd. Daar is gekozen om het object niet te benaderen (dus het is ook niet bekend of het om CE gaat). De funderingsconstructie van het gebouw is dusdanig aangepast (door middel van een overkluizing) dat het object kon blijven liggen en geen invloed ondervond van de bouwwerkzaamheden.

Wat deze maatregelen gemeen hebben is dat het vaak niet uitmaakt of er nu daadwerkelijk OO aanwezig zijn. Daarmee kan verder onderzoek om deze risico’s precies in beeld proberen te brengen overbodig of disproportioneel zijn. Sterker nog: in dit geval zou een oriënterend onderzoek, een nader vooronderzoek en opsporing (processtap 2 en 3) ook niet nodig zijn.

In dit geval moeten zowel de opdrachtgever en opdrachtnemer (dus werkgever bij deze relatie) de beheersmaatregelen voldoende veilig vinden en dus onderschrijven.