Het opsporingsproces

De eisen voor het proces van de opsporing staan beschreven in hoofdstuk 4 van het CS-OOO. Hieronder worden de belangrijkste punten uit het CS-OOO beschreven. In de meeste gevallen is een selectie van de teksten één op één overgenomen en in een aantal gevallen is de tekst verduidelijkt.

Grofweg bestaat het opsporingsproces uit de volgende werkzaamheden:

Werkvoorbereiding en projectplan (§ 4.1)

  • Het opsporingsbedrijf moet de processen die nodig zijn voor een veilige, deskundige en juiste uitvoering van het project identificeren en plannen.
  • Voor de opsporing wordt, door het opsporingsbedrijf voorafgaande aan de uitvoering in het veld, een projectplan opgesteld. De eisen die gesteld zijn aan dit projectplan staan beschreven in paragraaf 4.1 van het CS-OOO.
  • Er wordt onderscheid gemaakt tussen een projectplan waarbij uitsluitend detectie wordt uitgevoerd en een projectplan waarbij ook benadering gaat plaatsvinden.
  • Een projectplan moet altijd ter goedkeuring worden voorgelegd aan de opdrachtgever. Wanneer er benaderingswerkzaamheden worden uitgevoerd dient het projectplan te worden ondertekend door het bevoegd gezag.

Detectieonderzoek (§4.3)

Voor het uitvoeren van het detectieonderzoek moet het opsporingsbedrijf daarvoor geschikte detectiemethoden inzetten. Welke methode dit is, wordt voorafgaande aan de werkzaamheden bepaald. Het is mogelijk dat de methode gedurende de werkzaamheden wordt aangepast.

Er kan gebruik gemaakt worden van realtime of non-realtime detectie, of van een combinatie van beide. In detectiemethoden wordt een nadere omschrijving van de verschillende detectiemethoden gegeven.

Interpreteren van de meetgegevens

Bij alle detectiemethoden moeten de meetgegevens, zoals die in het veld verzameld zijn, geïnterpreteerd worden.

Interpreteren is het beoordelen van de detectie meetgegevens met als doel het vaststellen van betekenisvolle objecten (de zogenaamde objectenlijst).

De beoordeling resulteert in een locatieaanduiding van het object (XY- en Z coördinaat) en in veel gevallen in de meetwaardes. De interpretatie van de meetgegevens en opstellen van een objectenlijst vindt plaats door of onder verantwoordelijkheid van de Senior Deskundige OOO. Bij de interpretatie van de meetgegevens is het het belangrijk dat rekening wordt gehouden met hetgeen waarop het gebied verdacht is.

Het interpreteren van de meetgegevens is specialistisch werk en kan niet zonder meer geautomatiseerd uitgevoerd worden. Zo moet er rekening gehouden worden met de grote van het te zoeken object, de diepte waarop het object is gedetecteerd, bodemsoort, grondwater, verstoringen in de omgeving, et cetera.

Lokaliseren (§4.4)

Door middel van het lokaliseren wordt de ligplaats van de gedetecteerde betekenisvolle objecten vastgesteld. Bij het interpreteren van de detectiedata is dit al grofweg gedaan, maar voordat er naar het betekenisvolle object wordt gegraven en ook tijdens het graven wordt dit nogmaals nauwkeurig gedaan door de inzet van detectieapparatuur op de plaats waar het object wordt verwacht.

Laagsgewijze detectie (§4.5)

Laagsgewijze detectie betreft het cyclisch detecteren van een bodemlaag waarna de vrijgegeven laag kan worden verwijderd zodat een volgende bodemlaag kan worden gedetecteerd. Deze handeling wordt net zo lang herhaald totdat het betekenisvolle object (mogelijk OO) is blootgelegd, waarna het betekenisvolle object geïdentificeerd kan worden.

Identificeren (§4.7)

De identificatie volgt op het aantreffen van het betekenisvolle object en heeft tot doel om vast te stellen of sprake is van OO.

Tijdelijk veiligstellen situatie (§4.8)

Alle activiteiten na benadering en identificatie, die nodig zijn om de uitwerkingsrisico’s van OO in relatie tot de omgeving te beheersen,  tot aan het tijdstip van overdracht, van het explosief aan EODD. Er worden bij het tijdelijk veiligstellen van de situatie geen demontagehandelingen aan OO zelf verricht.

VTVS en veiligstellen OO (§4.9)

Het opsporingsbedrijf dient te borgen dat de voorziening voor het tijdelijk veiligstellen van de situatie van OO. Als OO veilig binnen het opsporingsgebied vervoerd kunnen worden, worden deze in een voorziening tijdelijk veiligstellen van de situatie (VTVS, een bunker) opgeslagen. Overige OO worden veiliggesteld in het terrein. Dit kan door de OO niet herkenbaar in de grond te bewaren/achter te laten en zo nodig af te dekken met een moeilijk te verplaatsen object (container, rijplaat, et cetera.).

Overdracht aan EODD en afvoer schroot (§4.10)

Het ruimen (het vernietigen) van aangetroffen OO wordt uitgevoerd door de EODD. De overdracht van OO aan de EODD vindt plaats door de Senior Deskundige OOO overeenkomstig de richtlijnen van de EODD.

Civieltechnische ondersteuning (§4.11)

Als voor de opsporing gebruik wordt gemaakt van civieltechnisch materieel (graafmachines, et cetera) wordt het project uitgevoerd door een opsporingsbedrijf dat beschikt over een certificaat volgens deelgebied A en B. Bij uitvoering van het project ligt de eindverantwoordelijkheid voor de opsporing bij het opsporingsbedrijf dat is gecertificeerd volgens deelgebied A.

Oplevering en rapportage (§4.12.1)

Na uitvoering van het project dient het opsporingsgebied door het opsporingsbedrijf volgens afspraak met de opdrachtgever te worden opgeleverd. Hiermee wordt bedoeld hoe het terrein achter gelaten moet worden. Zo moet bijvoorbeeld worden afgesproken of de grasmat hersteld moet worden, of de verwijderde bestratingen teruggebracht moet worden, of veekerende afrastering teruggeplaatst moeten worden, et cetera.

Als de locatie voldoet aan de vooraf vastgelegde afspraak, vraagt het opsporingsbedrijf opname van het project aan bij de opdrachtgever. Een “opname” betreft een controle in hoeverre de werkzaamheden volgens afspraak zijn uitgevoerd. Vervolgens wordt er een proces-verbaal van oplevering opgesteld door of namens het opsporingsbedrijf en bevat ten minste de volgende gegevens:

  1. het werk-/opsporingsgebied geprojecteerd op een ondergrond van de omgeving (BGT) met daarop aangegeven de ligging ten opzichte van het Rijksdriehoeknet (door middel van RD-coördinaten);
  2. een omschrijving van de opdracht;
  3. een omschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden;
  4. de resultaten van het detectieonderzoek en de benaderwerkzaamheden;
  5. de gegevens over de overdracht en (als van toepassing) de aard van de verwijderde significante objecten.

Het opsporingsbedrijf stuurt een afschrift van het proces-verbaal van oplevering aan de gemeente(n) waarbinnen het opsporingsgebied is gelegen, als bevoegd gezag voor openbare orde en veiligheid. De projectdocumenten (projectplan, projectregistraties en proces-verbaal van oplevering) worden minimaal 5 jaar door het opsporingsbedrijf bewaard, tenzij een wettelijke regeling een langere bewaartermijn vereist.