Uitleg bronnen fase 2

Database ruimingen en mijnenvelden EODD

De onderzoeker kan de database met uitgevoerde ruimingen raadplegen via de EODD, of via een online GIS-applicatie waarin de locaties van ruimingen inzichtelijk zijn gemaakt. Dit laatste is door verschillende opsporingsbedrijven gedaan, waardoor eenvoudig een beeld kan worden verkregen van het aantal EODD-acties in een gebied. In de online GIS-applicaties zijn ook de locaties van mijnenvelden inzichtelijk gemaakt.

Het is niet per definitie noodzakelijk om (alle) ruimrapporten op te vragen. Want ook het verkrijgen van een beeld van het aantal uitgevoerde ruimingen in een gebied is op zichzelf zinvol. Als namelijk blijkt dat in een gebied veel of juist weinig ruimingen hebben plaatsgevonden, draagt dit bij aan de uiteindelijke inschatting of het uitvoeren van een vervolgonderzoek noodzakelijk is. Als toch bekend is wat er precies is geruimd in een gebied, kan een betere inschatting gemaakt worden van eventueel aan te treffen OO en bijbehorende risico’s.

Defence Overprints

Defence Overprints zijn geallieerde stafkaarten waarop door de geallieerden op basis van door hen uitgevoerde luchtfotostudies vijandelijke verdedigingswerken hebben ingetekend. Om in kaart te brengen of in een gebied verdedigingswerken gelegen waren, zijn Defence Overprints een belangrijke bron. Deze kaarten zijn voor een groot deel van Nederland digitaal ontsloten via het archief BAC-LAC. Raadpleging is daarmee eenvoudig en goedkoop.

Eerder uitgevoerd explosievenonderzoek

Deze bron is al geraadpleegd in Fase I van het oriënterend onderzoek. Maar dient ook terug te komen in Fase II van het oriënterend onderzoek. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een te onderzoeken gebied wel gedeeltelijk is onderzocht in een eerder uitgevoerd vooronderzoek OO. De resultaten en conclusies van dit eerder uitgevoerde vooronderzoek OO moeten dan worden meegenomen in Fase II van het oriënterend onderzoek. Zodat een zo compleet mogelijk beeld wordt geschetst van het gebied.

Gemeentelijk archief

Het gemeentelijk archief is een van de belangrijkste bronnen om beeld te verkrijgen van de kans op het aantreffen van OO in een gebied. Er wordt geadviseerd tenminste de volgende stukken uit het archief te raadplegen:

  • Rapporten Luchtbeschermingsdienst;
  • Stukken over  oorlogsschade;
  • Stukken over de ligging en ruiming van explosieven.

Literatuur

Om een goed beeld te verkrijgen van een gebied in oorlogstijd moeten titels geraadpleegd worden die specifiek gaan over de plaats of gemeente waarin het te onderzoeken gebied is of in de oorlog was gelegen. Daarnaast is het raadzaam om ook titels te raadplegen die gaan over een breder gebied of thema, zoals Operation Market Garden of een provincie in oorlogstijd.

Luchtfotomateriaal

Een belangrijke bron is luchtfotomateriaal uit de periode 1940-1945. Omdat de gevolgen van oorlogshandelingen vaak goed zichtbaar zijn op luchtfoto’s van na deze gebeurtenissen. Het wel of niet raadplegen van luchtfoto’s kan de uitkomsten van een onderzoek bepalen. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat er in de andere bronnen geen melding wordt gemaakt van oorlogshandelingen in een bepaald gebied, terwijl op de luchtfoto’s wel gevolgen van oorlogshandelingen zichtbaar zijn. Te denken valt aan bominslagen in het open veld, waar geen melding van is gemaakt. Anderzijds kunnen rapporten waarin destijds wel melding werd gemaakt, in de loop der jaren zijn verdwenen waardoor een leemte in de kennis ontstaat.

Het kan ook voorkomen dat uit andere bronnen blijkt dat er mogelijk oorlogshandelingen in een gebied hebben voorgevallen. Maar dat op basis van luchtfoto’s kan worden weerlegd dat deze oorlogshandelingen (zoals een luchtaanval) het te onderzoeken gebied hebben getroffen. Bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de luchtfoto’s met zekerheid een locatie kan worden aangewezen waar de oorlogshandeling heeft plaatsgevonden. Deze bron is daarom in meerdere opzichten onmisbaar om een beeld te krijgen van oorlogshandelingen in een gebied.

Nationaal Archief

Het gaat in het Nationaal Archief om de collectie 2.04.53.15. Hierin bevinden zich meldingen van gemeenten aan de Inspectie Bescherming Bevolking tegen Luchtaanvallen. Per provincie zijn twee inventarisnummers te vinden waarin de meldingen zijn opgenomen. Deze specifieke nummers zijn onderdeel van de serie inventarisnummers 37-47 en 69-79. Deze bron is met name belangrijk wanneer blijkt dat in het gemeentelijk of provinciaal archief weinig tot geen stukken te vinden zijn die gaan over luchtaanvallen.

Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD)

Het gaat in het NIOD om de collectie 077 – inventarisnummer 1328 en collectie 216k – inventarisnummers 180-186. Hierin bevinden zich meldingen van luchtaanvallen van Nederlandse en Duitse zijde. Deze bron is met name belangrijk wanneer blijkt dat in het gemeentelijk of provinciaal archief weinig tot geen stukken te vinden zijn die gaan over luchtaanvallen.

Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH)

Het gaat in het NIMH om de collecties 409 en 575. Hierin bevinden zich respectievelijk Nederlandse gevechtsverslagen van de oorlogshandelingen in de meidagen van 1940 en door het verzet vervaardigde kaarten en informatie over Duitse verdedigingswerken. Beide collecties zijn digitaal ontsloten en eenvoudig doorzoekbaar op zoektermen zoals bijvoorbeeld plaats- gemeente- en provincienaam. Raadpleging moet worden gezien als belangrijk bij het vaststellen of in een bepaald gebied gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden in mei 1940 en of er in het gebied mogelijk Duitse verdedigingswerken hebben gelegen.

Provinciaal archief

In het provinciaal archief moet onderzoek gedaan worden naar dezelfde onderwerpen als in het gemeentelijk archief. Te weten: de Luchtbeschermingsdienst, oorlogsschade, explosieven. Vanzelfsprekend over de gemeente waarin het te onderzoeken gebied tijdens de oorlog was gelegen.

Geadviseerd wordt Fase II van het oriënterend onderzoek uit te laten voeren door een onderzoeker die ervaring heeft met (historisch) OO-onderzoek en deskundig is op dit gebied. Sommige van deze bronnen zijn relatief eenvoudig te doorgronden (zoals literatuur), maar om andere bronnen goed te gebruiken dient de onderzoeker over voldoende kennis en ervaring met deze bronnen te beschikken.

Een goed voorbeeld is het analyseren van luchtfoto’s. In sommige gevallen zal een ongeoefend onderzoeker wel bepaalde ‘verstoringen’ in het landschap kunnen ontdekken, zoals hele duidelijke bomkraters. Maar vaak is het goed beoordelen van een luchtfoto geen sinecure. De Duitse bezetter probeerde soms bijvoorbeeld verdedigingswerken zo te camoufleren dat deze voor de geallieerden vanuit de lucht zo onzichtbaar mogelijk waren. Ook werden bomkraters in veel gevallen hersteld (dichtgegooid/geëgaliseerd) zodat ze nadien op luchtfoto’s minder duidelijk zichtbaar kunnen zijn.

Zonder ervaring zal een beoordelaar dit soort verstoringen snel over het hoofd zien. Uiteraard bestaat ook het gevaar dat een ongeoefend beoordelaar juist ten onrechte verstoringen aanmerkt als indicaties voor de aanwezigheid van OO. Denk dan aan verstoringen die landbouwgerelateerd zijn en niets te maken hebben met oorlogshandelingen.