Voorbeelden fase 1 oriënterend onderzoek

Voorbeeld 1

Uit Fase 1 van het oriënterend onderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied is onderzocht in een bureaustudie in de vorm van een vooronderzoek OO. Uit dit vooronderzoek OO blijkt dat het onderzoeksgebied verdacht is op de aanwezigheid van OO. Die OO vormen een gevaar als in het verdachte gebied bodemingrepen worden uitgevoerd. Hieruit volgt de noodzaak om OO-maatregelen te treffen voorafgaande aan het uitvoeren van de geplande bodemingrepen.

Het is afhankelijk van de aard van de bodemingrepen (hoe worden deze uitgevoerd, welke bodemlaag wordt erdoor geroerd) en het verdachte gebied (waar is het op verdacht, vanaf en tot welke diepte) welke OO-maatregelen passend zijn. Zo kan het zijn dat de bodem vanaf maaiveld tot 4,00 meter diepte verdacht is, maar dat de werkzaamheden in de vorm van een gestuurde boring worden uitgevoerd op 20 meter diepte. Als het in- en uittredepunt van de boring buiten het verdachte gebied liggen, is het uitvoeren van verder OO-onderzoek niet noodzakelijk.

Het kan ook zijn dat de bodemingrepen in de bovenste 2,00 meter worden uitgevoerd, in de vorm van het graven van een sleuf. In dat geval kan eerst een opsporingsonderzoek worden uitgevoerd zodat de sleuf daarna veilig kan worden gegraven.

Voorbeeld 2

Het onderzoeksgebied blijkt te zijn onderzocht in een opsporingsonderzoek, waarbij de bovenste 4,00 meter van het verdachte gebied is vrijgegeven op alle OO waarop het gebied verdacht was. In de vrijgegeven bodemlaag kan dan veilig worden gegraven, zonder verder OO-onderzoek te hoeven uitvoeren.

Voorbeeld 3

Het onderzoeksgebied blijkt in de jaren zeventig te zijn opgehoogd met vijf meter grond (wat bijvoorbeeld blijkt uit vergelijking van kaartmateriaal met maaiveldhoogtes).

Deze grond is voor zover bekend niet afkomstig van een op OO verdachte locatie. De geplande bodemingrepen zullen plaatsvinden tot maximaal twee meter diepte, waardoor alleen in de opgehoogde bodemlaag gewerkt gaat worden.

In de naoorlogs opgehoogde bodemlaag kan veilig worden gegraven, zonder verder OO-onderzoek te hoeven uitvoeren.