Bouwprocesbepalingen
De bouwprocesbepalingen zijn onderdeel van het Arbeidsomstandighedenbesluit (artikelen 2.26 t/m 2.35). De bouwprocesbepalingen gaan niet over de werkgever, maar over de verplichtingen van opdrachtgevers en opdrachtnemers bij bouwwerken. Reden hiervoor is dat bouwwerken risicovol zijn, niet gebonden aan een ‘vaste’ werkplek en er zijn meerdere partijen bij betrokken, wat tot bijzondere risico’s leidt.
In Europese wetgeving (Bijlage I 92/57/EEG) is een ‘niet volledige lijst’ aan bouwwerken opgenomen. De opdrachtgever is degene voor wiens rekening en/of wiens initiatief een bouwwerk tot stand wordt gebracht. Er is dus maar één opdrachtgever, de rest zijn allemaal opdrachtnemers.
De opdrachtgever is verplicht in de ontwerpfase zich ervan te vergewissen dat de betrokken werkgevers en zelfstandigen in staat zijn de verplichtingen voor de arbeidsomstandigheden die gelden in de uitvoeringsfase na te komen, in het bijzonder de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3, 5, eerste en derde lid, en 8 van de wet en hoofdstuk 4, afdeling 5.
De ontwerpfase wordt gedefinieerd als de studie-, ontwerp- en uitwerkingsfase van het ontwerp van een bouwwerk. Feitelijk eindigt de ontwerpfase pas als de eerste schop de grond in gaat. Dit betekent dus dat de ontwerpfase doorgaat nadat het project gegund is. Als opdrachtgever moet je dus ook na gunning actief betrokken zijn, en je ervan vergewissen dat opdrachtnemers de Arbeid hygiënische strategie (AHS) kunnen volgen, in de positie verkeren om risico’s te inventariseren en evalueren.
Dit is en blijft een verantwoordelijkheid van de werkgever. Het kenniscentrum adviseert gemeenten gebruikers van de bommenkaart hierop te wijzen.
Toelichting op artikel 2.26 Arbeidsomstandighedenbesluit (staatsblad 2016 – 495):
(…) Als er risico’s bij werkzaamheden in of op de grond zijn waaraan werknemers of zelfstandigen blootgesteld kunnen worden, zoals verontreinigde grond, de aanwezigheid van kabels, leidingen of conventionele explosieven in de grond, of een beperkte draagkracht van de grond moet de werkgever deze risico’s benoemen in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE). Als deze risico’s spelen op een specifieke bouwplaats, moet de werkgever daarover worden geïnformeerd, zodat hij maatregelen kan nemen om deze risico’s te vermijden of te beperken.
(…) Een vijfde aandachtspunt gaat over de verantwoordelijkheid van opdrachtgevers voor risico’s bij werkzaamheden in of op de grond. In het algemeen gaat dit over risico’s zoals verontreinigde grond, de aanwezigheid van kabels, leidingen of conventionele explosieven in de grond of de draagkracht van de grond. Als deze risico’s spelen dienen deze te worden geïnventariseerd en geëvalueerd, opdat zo nodig maatregelen kunnen worden getroffen.
V&G-plan
In artikel 2.28 van het Arbeidsomstandighedenbesluit is opgenomen in welke gevallen het verplicht is om een V&G-plan op te stellen. In het artikel staan ook de minimale eisen met betrekking tot de inhoud van het V&G-plan. De opdrachtgever zorgt ervoor dat een V&G-plan wordt opgesteld.
In een V&G-plan beschrijft een opdrachtgever hoe hoofd- en onderaannemer(s) samenwerken en welke veiligheidsmaatregelen zij treffen om de veiligheid van de werknemers te waarborgen.
Er moet een V&G-plan beschikbaar zijn als de bouw voldoet aan een of meer van de volgende
Meer weten over deze verplichting: Artikel 2.28 Arbeidsomstandighedenbesluit.