Omgevingsdienst helpt gemeenten met explosieve oorlogsresten

Sommige gemeenten maken voor het uitvoeren van hun taken op het gebied van ontplofbare oorlogsresten (OO) gebruik van de expertise van een Omgevingsdienst. De zes gemeenten die onderdeel zijn van de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) zijn daar een voorbeeld van. Mark de Boo (adviseur bodem) werkt bij de ODMH samen met zijn collega Gerrit Weerheim aan dit onderwerp. Hij vertelt wat hun werk inhoudt en waar zij in de uitvoeringspraktijk tegenaan lopen. Ook heeft hij adviezen voor gemeenten die nadenken over het overhevelen van OO-taken naar een Omgevingsdienst.

Midden-Holland

Het gebied van de ODMH omvat de gemeenten Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk, Waddinxveen, Gouda, Zuidplas en Krimpenerwaard. Geen gemeenten waar in de Tweede Wereldoorlog zware gevechten op de grond plaatsvonden. Wel waren er luchtaanvallen en bombardementen op voornamelijk spoorlijnen. Zo zijn in de stalen constructie van de stationsoverkapping van het treinstation van Gouda nog steeds granaatinslagen te herkennen. Mark de Boo: “Ontplofbare oorlogsresten zijn hier niet zo’n groot thema als in sommige andere delen van Nederland. Maar dit betekent niet dat ze hier niet voorkomen en dat we er geen aandacht aan moeten besteden. Zeker in dit gebied waar veel ruimtelijke ontwikkelingen zijn en veel grondwerkzaamheden plaatsvinden.” Tegelijk constateert hij dat de maatschappelijke aandacht voor het onderwerp groter is geworden.

Vier van de zes gemeenten lieten kaarten maken waarop, naar aanleiding van grootschalig historisch onderzoek, locaties zijn aangewezen waar mogelijk ontplofbare oorlogsresten liggen. Twee gemeenten deden dat niet, zij gebruiken een vergelijkbare kaart die het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard opstelde. Het Hoogheemraadschap maakte die kaart voor haar hele beheersgebied, zowel voor water-  als voor landbodems. Mark: “Daarnaast hebben we ook toegang tot kaarten van ProRail. Vanwege alle onderzoeken die ProRail uitvoert is dat een nuttige informatiebron voor ons.”

De Omgevingsdienst

Ontplofbare oorlogsresten behoren niet tot het basistakenpakket van Omgevingsdiensten. Toch maakten alle gemeenten van Midden-Holland de keuze om bij taken op het gebied van OO de Omgevingsdienst om ondersteuning te vragen. Een belangrijke reden volgens Mark is dat het voor alle zes de gemeenten om een ‘snippertaak’ gaat, het is dan lastig om die taak goed in te vullen. Zelfs voor de Omgevingsdienst is het in omvang een kleine taak die de Omgevingsdienst met twee mensen invult. Het gaat daarbij in hoofdzaak om twee soorten taken.

Informeren van burgers en bedrijven

De eerste taak is het informeren van burgers en bedrijven: zijn gebieden waar zij werkzaamheden willen uitvoeren al dan niet verdacht wat betreft het voorkomen van ontplofbare oorlogsresten? En wat moeten ze zelf doen als ze in verdacht gebied aan de slag willen? Want de initiatiefnemer is zelf aan zet.

In dit verband is het belangrijk dat de verwachtingenkaarten actueel gehouden worden. Een taak waarvoor de vier gemeenten en het Hoogheemraadschap als opdrachtgevers verantwoordelijk zijn.

Mark: “Een zorgpunt is dat verschillende opsporingsbedrijven op een verschillende manier bepalen of een gebied verdacht is. Het ene bedrijf kan een groter gebied aanwijzen dan een ander.” Zo bestaan er niet alleen verschillen tussen gemeenten binnen het gebied van de Omgevingsdienst, maar ook binnen één gemeente als verschillende partijen daar onderzoek doen. Wat Mark betreft zou er best wat meer regie op landelijk niveau mogen zijn om dit soort problemen uit de weg te ruimen. Ook zou hij graag zien dat op landelijk niveau al beschikbare informatie ontsloten wordt.  Het gaat dan niet alleen om onderzoeken naar ontplofbare oorlogsresten, maar bijvoorbeeld ook om het gebruik van luchtfoto’s.

Adviseren van gemeenten

De tweede taak bestaat uit het adviseren van gemeenten. Dat gaat onder meer over het meenemen van OO bij ruimtelijke planvorming. Maar ook over de keuzes die een gemeente als initiatiefnemer of opdrachtgever van ruimtelijke ontwikkelingen voor zichzelf moet maken over het uitvoeren van opsporingswerkzaamheden. Laat je dat wel of niet doen? En als je dat opsporingswerk wel laat doet, op welke manier dan en door wie?

Mark: “De opsporingsbedrijven opereren niet allemaal op dezelfde wijze. Het is belangrijk dat je als gemeente je eigen keuzes maakt en het opdrachtgeverschap goed invult. Werk zorgvuldig maar maak het probleem niet groter dan het is. Want dat kan aanzienlijk financiële gevolgen voor de gemeente hebben. Als Omgevingsdienst proberen we de gemeenten daar zo goed mogelijk bij te adviseren. Zowel voorafgaand aan opsporingsonderzoek als bij de oplevering van onderzoeksrapporten.”

Mark onderstreept dat de verantwoordelijkheid voor de Openbare Orde en Veiligheid volledig bij de burgemeesters van de aangesloten gemeenten ligt. Ook daar waar sommige taken bij de Omgevingsdienst zijn gelegd. Zo werd in één van onze gemeenten in 2021 bij voorbereidende werkzaamheden voor nieuwbouw een 500-ponder aangetroffen. Daar wordt de Omgevingsdienst dan niet bij betrokken. Dat impliceert dat de Omgevingsdienst ook geen rol heeft als het gaat om inrichten en beheren van een vernietigingslocatie. Zo’n vaste locatie is er overigens in alle zes de gemeenten niet.

Taken naar een Omgevingsdienst?

Doen andere gemeenten er verstandig aan om OO-taken over te dragen aan hun Omgevingsdienst? Op die vraag kan Mark geen eenduidig antwoord geven. “De informatie-taak overdragen kan altijd.” Bij kleinere gemeenten of gemeenten met weinig OO-problematiek kan het overdragen van advieswerk een schaalvoordeel en een wat robuustere uitvoeringspraktijk opleveren. Grotere gemeenten of gemeenten waar veel ontplofbare oorlogsresten voorkomen, zouden er ook voor kunnen kiezen om deze taken zelf uit te voeren. Het hangt ook samen met het takenpakket dat al bij hun omgevingsdienst is belegd.


Mark de Boo, adviseur bodem bij de ODMH