Rekening houden met OO vaststellen Tracébesluit

De staatssecretaris heeft volgens de Tracéwet het Tracébesluit "Derde spoor Zevenaar-Duitse grens" vastgesteld. Hiertegen hebben de appellanten, NS en Camping Rivo Norto beroep ingesteld. Daarin stellen ze dat de staatssecretaris niet of onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijke aanwezigheid van OO.

kenmerken
Metadata Omschrijving
Uitspraak ECLI:NL:RVS:2014:686
Bevoegd gezag Gemeente Vught (Omgevingsdienst Brabant Noord)
Instantie Raad van State
Wetsartikelen Bestuursrecht
Eiser

Meerdere appellanten, NS, Camping Rivo Torto

Gedaagde Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Vergunninghoudster
Trefwoorden Explosieven, oorlogsrelicten, grondberoerende werkzaamheden, Tracébesluit

Zaak

De staatssecretaris heeft volgens de Tracéwet het Tracébesluit "Derde spoor Zevenaar-Duitse grens" vastgesteld. Hiertegen hebben de appellanten, NS en Camping Rivo Norto beroep ingesteld. Daarin stellen ze dat de staatssecretaris niet of onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijke aanwezigheid van OO.

Het Tracébesluit voorziet op hoofdlijnen in de aanleg van een derde spoor ten oosten van Zevenaar tot de Duitse grens, het verwijderen van het huidige goederenwachtspoor, het omzetten van het huidige oostelijk wachtspoor in doorgaand spoor, een aanpassing van het wisselcomplex ten oosten van de ‘wissels Betuweroute’ aan de driesporige situatie en de verschuiving van het wisselcomplex richting Duitse grens. Ook voorziet het Tracébesluit in de vastlegging van waterhuishoudkundige, akoestische, landschappelijke en trillingsmaatregelen alsook externe veiligheidsmaatregelen.

Appellant 4 stelt dat het onduidelijk is of rekening is gehouden met de uitvoerbaarheid van het Tracébesluit in het kader van de Flora en faunawet het kappen van bomen en het vinden van explosieven.

In de toelichting bij het Tracébesluit is ingegaan op NGE. Voor het Tracébesluit is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van explosieven en andere risicovolle oorlogs-relicten. De resultaten van dat onderzoek zijn weergegeven in het rapport "Historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van niet gesprongen CE ter plaatse van station en emplacement Zevenaar" van 29 maart 2012. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er in het projectgebied mogelijk explosieven aan te treffen zijn bij grond beroerende werkzaamheden. Voor alle verdachte gebieden geldt, dat de op basis van het detectieonderzoek gemeten verstoringen, waarvan niet kan worden uitgesloten dat het explosieven
betreffen, worden geïdentificeerd voorafgaand aan de werkzaamheden, aldus de toelichting.

Uit het voorgaande volgt dat de staatssecretaris in zijn belangenafweging rekening heeft gehouden met de mogelijkheid van het aantreffen van explosieven. Appellant 4 heeft die afweging inhoudelijk niet bestreden. Hetgeen zij aanvoert leidt dan ook niet tot het oordeel dat de staatssecretaris zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het aantreffen van explosieven niet aan de uitvoerbaarheid van het Tracébesluit in de weg staat.

Conclusie

Het betoog van appellant faalt, de staatssecretaris wordt in het gelijk gesteld.