Noodbevel voor stoppen werkzaamheden in verdacht gebied

De burgemeester heeft een noodbevel uitgevaardigd omdat er een reële kans bestond dat door bouwwerkzaamheden een oude mijn tot ontploffing zou kunnen worden gebracht.

kenmerken
Metadata Omschrijving
Uitspraak ECLI:NL:RBSGR:2008:BD8250, zie ook ECLI:NL:RVS:2009:BG9795
Bevoegd gezag Gemeente Westland (Omgevingsdienst Haaglanden)
Instantie Rechtbank ’s Gravenhage
Wetsartikelen Bestuursrecht
Eiser

Tuinbouwbedrijf A.

Gedaagde Burgemeester van Westland
Vergunninghoudster Tuinbouwbedrijf A.
Trefwoorden Tankgracht, mijnen, noodbevel, bouwwerkzaamheden, burgemeester

Zaak

De burgemeester heeft een noodbevel uitgevaardigd omdat er een reële kans bestond dat door bouwwerkzaamheden een oude mijn tot ontploffing zou kunnen worden gebracht.

Op 20 oktober 2004 is aan eiseres een bouwvergunning verleend voor een kassencomplex. Na aanvang van de bouwwerkzaamheden door eiseres is gebleken dat de bouwplannen zijn geprojecteerd op een tankgracht uit WO II. Aan beide zijden van deze tankgracht lag een mijnenveld. Na de oorlog zijn deze geruimd, maar niet alle gelegde mijnen zijn teruggevonden. Na het ruimen is de tankgracht gedempt. Het is bekend dat in de tankgracht mijnen zijn gedumpt.

Op 7 april 2005 heeft verweerder een noodbevel gegeven alle bouwwerkzaamheden op de aangewezen percelen van eiseres te staken en gestaakt te houden. Verweerder heeft daarbij overwogen dat hij de ernstige vrees heeft dat er een zwaar ongeval kan ontstaan door het uitvoeren van de werkzaamheden, omdat er een reële kans bestaat dat door bouwwerk-zaamheden een oude mijn tot ontploffing wordt gebracht.

Naar het oordeel van de rechtbank bestond tijdens het primaire besluit een reële kans dat door de bouwwerkzaamheden een oude mijn tot ontploffing zou kunnen worden gebracht. Verweerder kon dan ook ernstige vrees koesteren voor het ontstaan van een zwaar ongeval.

Omdat eiseres niet in strijd handelde met de bouw-vergunning, kon de bouw niet volgens de Woningwet worden stilgelegd. De stelling van eiseres dat het bevel onnodig was, volgt de rechtbank daarom niet.

Verweerder was ook bij het geven van het bevel niet gehouden aan te geven voor welke periode het bevel zou gelden. De rechtbank overweegt dat de kans op een ontploffing vanwege bouwwerkzaamheden zou blijven bestaan totdat het terrein zou zijn ontdaan van explosieven. Het moet voor eiseres duidelijk zijn geweest dat het noodbevel ook in haar belang was gegeven en dat zij pas de bouwwerkzaamheden zou kunnen hervatten, als het terrein veilig zou zijn verklaard.

Conclusie

Het beroep wordt ongegrond verklaard. Tuinbouwbedrijf A. wordt in het ongelijk gesteld, de burgemeester heeft juist gehandeld.